Vergroening van de gewasverzorging
Farm to Fork
Binnen het verder verduurzamen van de landbouw is het vergroenen van de gewasverzorging een belangrijk onderdeel, en dan specifiek de inzet van gewasbeschermingsmiddelen. In belangrijke mate gaat dit gedreven worden door de Europese Green Deal, waar ook Nederland zich aan heeft gecommitteerd. Binnen de Europese Green Deal zijn vijf aandachtsgebieden aangewezen: Zorgen voor gezond, betaalbaar en duurzaam voedsel voor de Europeanen, Klimaatverandering aanpakken, Milieu en biodiversiteit beschermen, Eerlijke economische opbrengst in de hele voedselketen en Meer biologische landbouw. De Farm to Fork strategie vormt een belangrijke hoeksteen van deze Green Deal. Specifiek voor gewasbescherming heeft Farm to Fork de volgende doelstellingen: het gebruik en het risico van gewasbeschermingsmiddelen moet tegen 2030 met 50 procent zijn teruggebracht. Daarnaast moet het gebruik van gevaarlijkere gewasbeschermingsmiddelen met 50 procent zijn verminderd. Een andere doelstelling van Farm to Fork is dat tegen 2030 op 25 procent van alle landbouwgrond biologische landbouw wordt bedreven. Verder kent Farm to Fork doelstellingen op het gebied van nutriëntenoverschot en antimicrobiële resistentie. Op de doelstellingen zijn veel en uiteenlopende reacties gekomen. De strategie is nog niet vastgesteld en ook de uitwerking van de doelstellingen per land is nog onbekend. Hierover zal nog uitgebreid worden gediscussieerd in de lidstaten en het Europees Parlement.
Gewasbescherming
Het bevorderen van het gebruik van ‘groene gewasbeschermingsmiddelen’ heeft het ministerie van Economische Zaken in 2014 doen besluiten een Green Deal Groene Gewasbeschermingsmiddelen met LTO, Natuur& Milieu, Bionext, Artemis en Nefyto en Ctgb op te zetten. Het project Green Deal rekent tot de ‘groene’ gewasbeschermingsmiddelen middelen van natuurlijke oorsprong met een ingeschat laag risico voor mens, dier, milieu en niet-doelwit organismen. Het is tot nu toe echter gebleken dat de introductie van dit type middelen minder succesvol is dan gehoopt, enerzijds doordat het simpelweg niet zo eenvoudig is om een effectief groen middel te ontwikkelen, anderzijds doordat de toelatingsverordening vertraging oplevert en niet optimaal ingeregeld is voor dit type middelen. De huidige situatie is alarmerend te noemen; er verdwijnen in een snel tempo gewasbeschermingsmiddelen van de markt vanwege toenemend strenge regelgeving waar nog geen niet-chemische alternatieven voor beschikbaar zijn. Als ze al wel beschikbaar zijn, kunnen ze specifieke kennis vragen en meer inzet om preventief oplossingen te kiezen. Telers raken daardoor meer en meer in de problemen omdat zij problemen niet meer het hoofd kunnen bieden. Cebeco Agro maakt zich sterk voor een grondige knelpuntanalyse om vervolgens in overleg met de autoriteiten waar mogelijk oplossingen voor deze knelpunten in de vorm van vrijstellingen of KUGs (Kleine Uitbreiding Gewasbescherming) te ondersteunen. Tegelijkertijd wordt er door Cebeco Agro met partners gewerkt aan het op de markt brengen van groene gewasbeschermingsmiddelen. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Cebeco Agro.
Biostimulanten
Terwijl de gewasbeschermingsmiddelen al sinds jaren streng gereguleerd zijn en ook biocontrol producten hieronder zijn gebracht (de huidige EU verordening 1107/2009/EC), blijven biostimulanten in een schemergebied in de EU en daarbuiten. Het is ongewenst dat producten zonder een deugdelijke werkingsclaim en zonder afweging van een veiligheidsrisico vrij op de markt gebracht worden. Inmiddels wordt er gewerkt aan een regelgevend kader voor biostimulanten. Daartoe is een duidelijke definitie noodzakelijk, en deze is op EU niveau vastgesteld. De EU- definitie van biostimulanten luidt: ‘een product dat de voedingsprocessen van een plant stimuleert onafhankelijk van het gehalte aan nutriënten van het product, met als enige doel één of meer van de volgende eigenschappen van de plant of de rhizosfeer van de plant te verbeteren:
a) de efficiëntie van het gebruik van nutriënten;
b) de tolerantie voor abiotische stress;
c) kwaliteitskenmerken;
d) de beschikbaarheid van in de bodem of in de rhizosfeer vastgehouden nutriënten’.
Deze definitie is de reden dat biostimulanten gekoppeld konden worden aan de mestwetgeving 2003/2003/EC, die nu geüpdatet is tot 2019/1009/EC, en in 2022 in werking treedt. In juli 2022 dienen biostimulanten volgens de nieuwe wetgeving te worden geregistreerd, de exacte invulling van deze wetgeving is echter nog niet volledig duidelijk. Voor een wetgeving zijn richtsnoeren nodig voor stof- en productregistratie. De European Biostimulant Industry Council (EBIC) heeft hiervoor voorstellen gedaan: de claim van een biostimulant moet een verifieerbaar effect zijn op één of meer van de vier aspecten van de definitievan 2019/1009/EC, zonder dat het effect onder alle omstandigheden hoeft op te treden. Producenten moeten dus op het product aangeven onder welke omstandigheden de gebruiker een effect mag verwachten. Omdat het product veelal complex is moeten de studies om die claims te onderbouwen in hoge mate flexibel zijn met variabelen als type gewassen, teeltcondities, bodemtype etc. Begin 2020 heeft de European Committee for Standardization (CEN) de opdracht van de Europese Commissie gekregen om vóór medio 2022 standaarden op te stellen, waaraan aanvragers moeten voldoen om hun product als biostimulant onder 2009/1009/EC te kunnen registreren, met een CE certificaat voor het vrij vermarkten in de EU. Er zijn standaarden nodig voor bemonstering, claims, veiligheid en labeling. De CEN schakelt hiervoor de nationale normeringsautoriteiten in (zoals de NEN in Nederland), die op hun beurt producenten en andere stakeholders uit hun land erbij betrekken. De CEN verwacht dat er 32 standaarden ontwikkeld moeten worden om de wet in 2022 operationeel te krijgen. Een ingewikkelde klus, we houden u op de hoogte.